De houdingen die tijdens een yogales worden ingenomen worden asana’s genoemd. Asana is Sanskriet voor zitten, verblijven. En zitten is een bezigheid die maar weinig moeite kost. Ook kun je asana opdelen in a (niet) en sana (zijn). Dan wordt asana niet-zijn en komt de vraag: ‘Wat is dan niet?’
De moeite die het je kost om die -in eerste instantie vreemde- houdingen in te nemen maakt je attent op je grenzen, op wat makkelijk en op wat moeilijk voor je is. In het makkelijke kun je je verdiepen (elke asana heeft een oneindig aantal ‘deuren’), in het moeilijke kun je je gaandeweg leren ‘voegen’. Kleine, subtiele wijzigingen in het innemen van de asana zodat je meer en meer samenvalt met de asana. Het is ook werkelijk het innemen (tot je nemen, naar binnen brengen) van de asana waar het om gaat. Uiteindelijk is dan het Ik niet, valt samen met de asana. Dan doe jij de asana niet maar doet de asana jou!
Het is niet alleen de stoffelijke kant, maar zeker ook -misschien zelfs vooral (vanwege onze gerichtheid op het stoffelijke, op vorm)- de geestelijke kant waar het om gaat. Het richten van je aandacht op de tegenstribbelende delen, het observeren waar de adem wel en niet komt is ook een concentratieoefening. Patanjali stelde al:
Concentratie, of Yoga is het verhinderen van de wijzigingen van het denkend beginsel.
Yoga is geen gymnastiek. De zogenaamd ‘makkelijke’ oefeningen worden daarmee ‘moeilijk’ want het kost moeite om je aandacht bij wat je makkelijk af gaat te houden.
Het is het spelend met aandacht en adem verkennen van je grenzen waar het om gaat. Wat er binnen en wat er buiten valt. Zo kom je er meer en meer achter wie je in diepste wezen bent. En daar gaat het toch om. In hatha-yoga gebruik je je lichaam bij wijze van spreken als middel tot dat doel (hoewel je het in yoga eigenlijk niet over middelen en doelen moet hebben).
Alles begint met verwondering.
En of je nu wel of niet met je neus je knie kunt raken, je benen in je nek kunt leggen, op je hoofd de kamer uit kunt lopen, … Ach, wat doet dat er nou toe.