In zijn “Yoga aforismen” omschrijft Patanjali Yoga als volgt:

“Concentratie, of Yoga, is het verhinderen van de wijzigingen van het denkend beginsel”

Dit “verhinderen” kan worden bereikt door een geheel van oefeningen dat Ashtanga (acht ledematen) heet. Meestal wordt Ashtanga vertaald als “het achtvoudige pad”. Dat is jammer want “acht ledematen” geeft veel beter aan dat het gaat om een samenhangend stelsel van oefeningen. Een pad begint en eindigt altijd ergens, terwijl acht ledematen, elk met een eigen functie binnen het geheel, altijd verwijzen naar dat geheel.

De kern van elk van die acht ledematen kan ik heel in het kort en in de volgorde waarin zij meestal worden genoemd als volgt weergeven:

  1. Yama = niet doen wat je gewoonlijk doet (brengt je in beweging)
  2. Niyama = wel doen wat je nooit doet (versterkt die beweging)
  3. Asana = niet-forceren, meegaan, samenvallen met waar je mee bezig bent (meer en meer opgaan in beweging)
  4. Pranayama = verfijnder bewustzijn van het stromen van prana/energie; in 1e instantie in je lichaam
  5. Pratyahara = doorvoelen dat binnen en buitenwereld beide verbeeld worden
  6. Dharana = concentratie = je aandacht bijeen brengen op 1 punt, de wervelingen laten “verstillen”
  7. Dhyana = meditatie = in het midden staan, je noch met het ene noch met het andere identificeren
  8. Samadhi = contemplatie = -misschien- het zo volledig opgaan in beweging, in voortdurende verandering dat het ik er niet meer is

Ik denk dat de ultieme kern is dat je tot in je diepste vezels leert doorvoelen dat alles voortdurend verandert, in beweging is. Dat er slechts processen zijn en dat het gebruik van zelfstandige naamwoorden voor het komen tot een goed begrip nogal onhandig is.