Binnen de yoga filosofie wordt de ontwikkeling van baby tot jongvolwassene onderverdeeld in drie periodes van – ongeveer – zes jaar (voor meisjes) en zeven jaar (voor jongens), die corresponderen met de eerste drie chakra’s die binnen yoga worden onderscheiden:

  • In de eerste periode (Muladhara chakra) gaat het om pure bestaanswil. Voedsel, veiligheid, overleven, kracht, warmte en geborgenheid. Een veilig thuis waarin een stevige basis van vertrouwen kan ontstaan. Het kind heeft nog geen Ik-besef, denkt magisch, is één met de wereld en alles is nu.
  • Tijdens de tweede periode (Svadhisthana chakra) gaat het kind wat meer om zich heen kijken, zijn wereld wordt ruimer, vriendjes en vriendinnetjes worden belangrijker en gaandeweg begint een Ik-besef te ontstaan, dat er verschil is tussen Ik en de ander. Het besef van tijd ontstaat en het onderscheid tussen werkelijkheid en fantasie.
  • In de derde periode (Manipura chakra) verruimt de wereld zich nog verder. Bij de groep willen horen maar zich tegelijkertijd ook willen onderscheiden. Experimenteren, onderzoeken, uitproberen en grenzen verkennen. Hormonale veranderingen luiden de puberteit in. Groeispurt, eerste menstruatie, zaadlozing, verliefdheid. Een onrustige, chaotische tijd met zowel fysiek als mentaal enorme veranderingen.