Dingen die tegenstribbelen zetten me aan het denken. Als ’t niet gaat zoals ik wil of verwacht ga ik -niet altijd maar wel vaak- na denken; dat wat al gebeurd en gedaan is passeert dan nogmaals de revue.

Het is jammer dat ik dat niet ook doe als de dingen goed gaan en exact volgens plan. Wie weet zou ik dan zien waarom dat wat bij toeval goed leek te gaan in feite door mijn -per ongeluk juiste- handelen werd veroorzaakt.

Tegendruk, strijd, weerstand zetten je denken, je verstand aan het werk. Weerstand en verstand zijn etymologisch verwant.

Met begrijpen en niet-begrijpen gaat het net zo. Iets niet begrijpen is het vertrekpunt om tot begrip te komen. In het zoeken naar wat het dan is dat je niet begrijpt, in het formuleren van je vraag verdiep je je in de kwestie. In het zoeken naar een antwoord en het vooral ook testen of dat antwoord klopt verdiep je je nog meer. En in dat verdiepen groeit -vroeger of later en evenredig aan je inspanningen, je talenten- het begrijpen.

Cool dus als je er niets van begrijpt, want dan heb je een beginpunt om te gaan begrijpen. Je onbegrip is je voertuig, maar je moet dan wel gaan rijden, in beweging komen, iets doen.

Denken dat je weet hoe het zit is ‘de dood in de pot’ (van Dale: alle leven, handel en opgewektheid is verdwenen). Er kan altijd nog een vraag worden gesteld. Koester dus je onbegrip en al je vragen. Beweeg.

Of het nu gaat om een wiskundesom, de zin van het leven of de pijn in je hamstrings bij een lastige yogaoefening maakt in principe weinig uit. Het is altijd denken en doen. En daarna nog eens denken en nog eens doen.

En dat dan ad infinitum …