‘Verandering’ is een vreemd begrip. Als dingen veranderen blijven ze niet hetzelfde. Dus wat is dan het ‘onderwerp’ van de verandering? Wat is datgene wat in het veranderen hetzelfde blijft? Dat bestaat dan niet. Het doet mij denken aan wat Alan Watts ooit schreef in een boek over Zen:
Wat gebeurt er met mijn vuist wanneer ik mijn hand open?
We zijn gewend te denken in zelfstandig naamwoorden, te denken in dingen, terwijl geen enkel ding op zich staat. Elk ding is een proces, elk ding is een nanoseconde later een ander ding geworden. Als een deel van het geheel anders is is het geheel anders. Het is verandering van verandering tot in het oneindige.
Het is als met het lappen van ramen. Als ze pas gelapt zijn zijn ze schoon en worden vervolgens geleidelijk weer vuil. Wij zien dat geleidelijke niet. Het is te subtiel. Op een bepaald moment passeert het verschil met schoon een drempelwaarde en dan gaan we de ramen weer lappen. Voor dat moment waren het schone ramen.
Onze waarneming is beperkt en dus zien we zelfstandig naamwoorden, op zich staande dingen. En dat is maar goed ook, want wat zouden we nog zien als we alle macroscopische en microscopische veranderingen op elk moment zouden kunnen zien?
Niets denk ik, gewoon helemaal niets.